De samenvatting van geloof en praktijk

Dharmavidya, geïnspireerd door Honen’s Ichimai Kishomon

Voor zij die een karmische affiniteit met Amitabha Boeddha hebben, die een religieus leven willen leiden vanuit een oprecht en eenvoudig geloof en die zich wensen te bevrijden van gesofisticeerdheid en gehechtheid aan alle vormen van spitsvondigheid, is de methode om zich open te stellen voor Amitabha’s genade, de praktijk van Nien Fo, met lichaam, spraak en geest, inzonderheid door het uitspreken van “Namo Amida Bu”. Dit wordt niet als een vorm van meditatie gedaan, noch is het gebaseerd op studie, begrip of wijsheid, of als een openbaring van diepe betekenis. Er is inderdaad een diepe betekenis, want de nembutsu is een venster waardoor het hele universum van Boeddha’s leer, in al zijn diepte, kan worden waargenomen, maar niets daarvan is noodzakelijk noch nuttig om in de beoefening te slagen. Dergelijke studie levert eerder bijkomstige vaardigheden op, die moeten worden onderscheiden van de eigenlijke geest van de beoefening.
De voornaamste beoefening vereist slechts één essentie: besef dat je een volledig dwaas wezen bent, dat niets begrijpt, maar dat met volledig vertrouwen “Namo Amida Bu” kan reciteren; weet dat dit de geboorte in het Zuivere Land kan teweegbrengen, zonder zelfs maar goed te weten wat een geboorte in het Zuivere Land juist betekent. Dit is de praktijk voor onwetende wezens en onwetendheid is essentieel voor de volbrenging ervan. Deze praktijk omvat automatisch de drie geestesgesteldheden en de geest van berouw als vierde. (Noot: 1. De oprechte Geestesgesteldheid, 2. De diepe Geestesgesteldheid 3. De Toegewijde Geestesgesteldheid). Iets diepgaander of verfijnder nastreven, of een theorie hebben, of denken dat begrijpen grotere verlichting zal teweegbrengen dan dit, is misleid zijn en terugvallen op zelfkracht, waardoor de hele beoefening verknoeit is. Hoe wijs, geleerd of bekwaam je ook bent, zet dit opzij en wees helemaal het dwaze wezen in het beoefenen van de praktijk. Niets anders is vereist en al het andere is teveel. Geloof en praktijk zijn niet van elkaar te onderscheiden.
Het Boeddha-lichaam is afgelijnd door de voorschriften. Wat zijn wij in vergelijking daarmee toch ontoereikend! Door onze dagelijkse moeilijkheden in het toepassen van de voorschriften, worden wij bewust van de aanwezigheid van onze talloze karmische hindernissen, zonder dewelke wij het land van liefde en gelukzaligheid reeds zouden ervaren en wij reeds als het gelofte-lichaam van Boeddha zouden zijn. Zo weten we uit ervaring dat we dwaze wezens met onberekenbare passies zijn. Het besef van onze toestand maakt deel uit van de essentiële basis wanneer het aanleiding geeft tot berouw. Zo worden alle obstakels belemmeringen voor het geloof, tenzij we berouw hebben en loslaten. Reddende genade, zoals duidelijk werd gemaakt door Shan Tao’s droom en advies aan Tao Cho, komt alleen door de sange-mon (poort van berouw).
Als je de praktijk op deze eenvoudige manier kunt toepassen, zal Amida je ontvangen en hoef je voor niets te vrezen, omdat alles volledig verzekerd is. Als je in dit gevestigde geloof verblijft, kun je je secundaire vermogens, je kennis en vaardigheden en je opgebouwde ervaring gebruiken als instrumenten om alle levende wezens te helpen. Maar begin dan niet te denken dat daarmee iets van belang voor je eigen verlossing bereikt is, noch dat je iets van jezelf hebt gemaakt. Welke verdiensten er ook mogen zijn in je acties van dit soort, wijdt ze onmiddellijk en volledig aan het heil van anderen, zodat zij het Zuivere Land mogen binnengaan en dat jijzelf niet gehinderd mag worden door bewustzijn van je eigen deugdelijkheid, wat alleen maar de beoefening zou bezoedelen. Zoals Honen zegt “Zonder betweterige uitstraling, reciteer vurig de Naam”.